Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7813

Datum uitspraak2004-08-20
Datum gepubliceerd2004-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1836 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is terecht beslist tot instandlating van gedaagdes besluit, waardoor betrokkene onveranderd een WAO-uitkering ontvangt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%?


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/1836 WAO U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoerings-organisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv. Appellant is op bij beroepschrift van 11 april 2003 aangevoerde gronden in hoger beroep gekomen van een tussen partijen gegeven uitspraak van de rechtbank Arnhem, reg. nr. 01/31 WAO, van 27 maart 2003. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 9 juli 2004. Appellant is niet verschenen, evenmin als – met kennisgeving – gedaagde. II. MOTIVERING Voor een uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. In hoger beroep ligt ter beantwoording voor de vraag of in de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van gedaagdes besluit van 12 december 2002, waardoor appellant per 17 september 1997 onveranderd een WAO-uitkering ontvangt berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen hij in eerste aanleg naar voren heeft gebracht en door de rechtbank op goede gronden is verworpen - heeft de Raad geen aanleiding gezien om tot een andersluidend oordeel te komen. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. G.J.H. Doornewaard in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2004. (get.) G.J.H. Doornewaard. (get.) A.C.W. van Huussen.